Er was eens een dorpje in het bos.
Er stonden niet zo heel veel huisjes, want er woonden niet zo heel veel
kabouters, elfjes, konijntjes, eekhoorns en andere dieren. Met een huisje
bedoel ik een boom met een deurtje. Waar ze door naar binnen konden. Nou moet
je weten dat in dit dorpje de bomen er uit zagen als gewone bomen zoals wij
mensen ze zouden zien. Maar voor het kleine volk waren het magische bomen die
hen onderdak verschaften als ze gingen eten, slapen of moesten schuilen voor
regen, donder, en ander natuurgeweld. Onder dat ander natuurgeweld hoorde ook
Namo, een geweldig grote, groene draak. Deze draak spuwde water, gelukkig,
anders waren er al veel bosbranden geweest en was het dorpje vast weggevaagd.
Ook had hij twee enorme vleugels, maar die zag je bijna niet want die lagen
opgevouwen op zijn rug. Namo was er nog
niet zo heel erg lang, en ze verstonden hem ook niet. Hij kwam uit een heel
ander land. Ze wisten dan ook niet of Namo ook wel echt Namo heette. Die naam
hadden ze maar verzonnen, want ja, ieder beestje moet een naam hebben.
|
Draak Namo - Dragon Namo |
De meeste dorpsbewoners vonden dat
hij er niet bij hoorde. De meeste. Want er was een elfenmeisje, Nienna genaamd,
die zonder bocht om hem heen liep. Zij was niet zo bang voor Namo.
Nienna was een brutaler elfje met
sproetjes in haar gezicht en twee vlechtjes in haar zwarte haren. Tenminste, die
vlechtjes had ze meestal als anderen haar zagen. Als ze ging slapen deed ze
haar haren los. Die Nienna had ook vleugels moet je weten. Die had ze nog niet
zo heel lang, en ze was er dan ook heel erg trots op. Ze waren heel mooi rood
met een gouden randje. Ze kon deze vleugels verstoppen onder haar vlechtjes, maar
meestal liet ze haar trotse vleugels gewoon zien. De mensen zagen Nienna nooit.
Daar zorgde ze wel voor. Als ze langsliepen dan zag Nienna eruit als een prachtige
bloem.
Nienna woonde in een van de huisjes
aan de rand van het dorp. Haar deurtje had dezelfde kleur als haar vleugels. Gek
dat Ardwienna, de Godin van het Bos, toen al wist dat haar vleugels dezelfde
kleur zouden worden. Alle huisjes hadden
andere deurtjes. En ze waren allemaal even mooi, maar allemaal …. gewoon anders.
Er was één huis in het midden van het dorp waarvan de deur weg was. Niemand
wist waar de deur heen was, maar zonder deur kon je het huis niet in. De boom
was dus leeg. Alleen de spinnen en rupsen bewandelden de takken. De spinnen
maakten er webben. En de rupsen slijmsporen. De boom zag er daardoor nogal
mysterieus uit, alsof hij een witte deken in zijn takken had zitten.
Alle huizen mét een deurtje waren
bezet, dus Namo was gedoemd om buiten te slapen, buiten te spelen, buiten te
eten; hij moest alles buiten doen. Alle bewoners zagen dus wat hij deed, wat
hij at en wat voor een spelletjes hij speelde.
Op een goede morgen, of eigenlijk
een slechte, want het verhaal dreigt niet zo goed af te lopen, was Nienna heel
vroeg wakker van een geluid. Ze sloop haar huisje uit en ging op zoek naar naar
waar het vandaan kwam. Voorzichtig sloop ze van boom tot boom. Het kwam van
rechts. Ze veranderde van richting en liep langzaam door, totdat ze Namo recht
in zijn betraande ogen keek. En dat waren grote ogen. Hij snikte nog een keer. Dat was dus het geluid. Toen
Namo zag dat ze naar hem keek perste hij er gauw nog wat dikke tranen uit,
anders kon hij haar niet zo goed zien.
‘Wat is er met je?’ Vroeg Nienna
zachtjes. Namo nam een diepe ademteug en wilde net hard gaan huilen
toen Nienna hem tot stilte maande; ‘Niet huilen, straks maak je iedereen
wakker.’
‘Ik wil zo graag een huis’, lispelde Namo. Hij keek Nienna aan. Nienna
staarde terug.
‘Jij hebt ons voor de gek gehouden.
Jij spreekt gewoon onze taal en deed net alsof je ons niet verstond.’
Namo schudde heftig zijn
hoofd, zo heftig dat er een windje ontstond dat Nienna’s haren in haar
gezicht deed waaien. Het was namelijk zo vroeg dat ze nog geen vlechtjes had. In één
beweging streek ze haar haren weer glad en ging wijdbeens met de armen over
elkaar tegenover hem staan. Haar vleugels stonden fier. ‘Nou, vertel op’.
Namo vertelde hoe goed hij had
opgelet als ze de dorpsbewoners met elkaar spraken, of fluisterden, of
roddelden over elkaar. En zo had hij hun taal een beetje geleerd. Nienna keek
hem ongelovig aan. Maar ergens wilde ze heel graag dat het waar was wat Namo
zei. Ze koos voor het laatste.
‘Er is een huis, maar het is geen
huis’.
‘Ja’, zei Namo, ‘je bedoelt de boom
in het midden van het dorp. Maar daar kan niemand wonen, want er zit geen deur
in.’
‘Precies’, zei Nienna. ‘Het is het
Elfenhuis zonder Deur. En het wordt alleen een huis als er een magische deur in
komt. Een deur kunnen we wel maken, maar dan is het huis nog steeds
onbewoonbaar, want de magie ontbreekt. Je kunt er dan nog steeds niet naar
binnen. Daar kan alleen Ardwienna voor zorgen. De Godin van het bos.’
‘O. En kunnen we Ardwienna dan niet
vragen om mij te helpen?’
‘Ik denk dat ze dat met alle liefde
van de wereld zou willen doen, maar zij is al een hele tijd zoek. Meerdere dorpsbewoners hebben haar proberen te vinden, maar de meeste zijn radeloos teruggekomen.
Behalve Manke Melis en Tante Tilli. Die zijn nog steeds weg’.
Nienna dacht even na. ‘Ik zal met
de andere bewoners praten of je toch hier mag blijven en dan in ieder geval ónder het Elfenhuis zonder Deur mag liggen, zodat je in ieder geval droog ligt.
Als ik goed nieuws heb dan kom ik terug. Als ik slecht nieuws heb, kom ik ook.’
Namo knipperde met zijn ogen van al
die wartaal. ‘Dus je komt gewoon als je meer weet, begrijp ik.’
‘Yep’, zei Nienna en ze huppelde
terug naar haar huis.
Toen iedereen wakker was vertelde
ze van haar ontmoeting met Namo. Vol afgrijzen keken de elfen, kabouters,
konijnen en eekhoorns haar aan. ‘Heb je met hem gepráát?’ Ze vertelde hoe Namo
door op te letten hun taal had geleerd en graag bij hen wilde wonen, onder het Elfenhuis
zonder Deur.
‘Maar dat huis staat al jaren leeg. En die Ardwienna laat zich ook niet meer zien. Moet je kijken hoe het bos
er hier bij hangt. Het lijkt helemaal nergens op. En waarom moet die draak net
hier komen wonen. En waarom ben je met hem gaan praten? Je had zeker medelijden
met hem, hè?’. Dat waren de gezellige woorden van Valk. Nou ja, eigenlijk waren
ze gewoon vals, die woorden.
Nienna kreeg buikpijn van wat Valk
als laatste had gezegd. Dat klopte niet. Haar gevoel zei haar heel iets anders.
Na een tijdje wist ze het. Het was niet zo dat Nienna medelijden met Namo had. Het was meer een soort medeleven. Compassie. Want ze vond het zeker zielig voor hem, maar ze kon ging er niet zonder meer in mee. Ze vond trouwens het gewoon leuk om iemand te kennen die anders was als alle anderen.
‘We moeten erover na denken’,
zeiden de dorpsbewoners.
‘Ja ja, dat ken ik’ riep Nienna. ‘En
dan heb ik over honderd jaar nog geen antwoord. Nee hoor, niks ervan. Namo wil
hier graag wonen en het Elfenhuis zonder Deur staat al eeuwen leeg, en hij kan
er potjandrie alleen maar onder slapen, nog niet eens erin.’ Ze haalde diep
adem en ging verder voordat iemand haar in de rede kon vallen. ‘En tot nu toe
heeft hij hier nog geen spin kwaad gedaan, dus ik stel voor dat we dan maar
gaan stemmen. De meeste stemmen gelden.’
‘Hohoho’, riep Uil uit, ‘Het spreekwoord
gaat: nog geen vlieg kwaad doen, niet geen spin kwaad doen. En dat stemmen, dat
moet dan wel volgens bepaalde regels en in een echte vergadering, hoor.’
De bewoners zuchtten diep. Die
vergaderingen van Uil kenden ze ondertussen wel. Urenlang luisteren naar saai
geleuter, een hoop geruzie en uiteindelijk was er aan het einde van de week nog
geen beslissing genomen.
‘Dat gaat niet gebeuren’, zei
Nienna terwijl ze haar kin koppig omhoog hield. ‘We doen gewoon meeste stemmen
gelden en dan weten we het meteen.’
Uil vond het maar niks, maar de
andere bewoners blijkbaar wel. Hij durfde er niet goed tegenin te gaan en hij
hoopte maar dat alles goed ging komen.
Nienna gebood iedereen in een kring
te gaan staan. Om de beurt moesten ze hun duim omhoog of om laag houden. De
duim omhoog betekende dat Namo mocht blijven en dat ze een deur zouden maken. De
duim omlaag betekende dat hij weg moest en dan kwam er dus ook geen deur, gek
genoeg.
Na 5 minuten was het duidelijk;
Namo moest weg.
‘En jij gaat het hem vertellen’,
zei Uil dreigend tegen Nienna.
‘Rustig maar hoor, stresskip.’
‘Ik ben geen kip. Maar inderdaad
wel een beetje gestresst.’ Uil snoof. ‘Nou, vooruit met de geit, ga naar die
draak toe en zeg dat we hem hier niet willen.’
‘Ja, morgenvroeg is dat het eerste
wat ik ga doen’, mompelde Nienna. Ze had tijd nodig om na te denken, om een
plannetje te smeden.
De volgende ochtend stond ze weer
heel vroeg op. Ze had haar plan klaar. Het was geweldig, al zei ze het zelf. Nienna
vlocht haar haren in twee staartjes, at snel een beukenootje en liep naar het
hoofd van Namo. Ze tikte op zijn neus. De ogen gingen open.
‘Wat ben jij vroeg’, zei hij. ‘Wat
voor een nieuws heb je?’
Nienna vertelde hem fluisterend
haar plannetje, dat ik hier nog niet ga verraden, anders weten jullie al hoe
het afloopt en dat is niet leuk.
‘Dus ga nu maar’, waren de laatste
woorden die Nienna. Ze keek Namo na terwijl die met grote slagen ervan door
vloog.
De dieren in het dorp waren
opgelucht dat de grote, groene draak weg was. ‘Zo. Opgeruimd staat netjes’, zei
Uil. Degene die tegen Namo hadden gestemd knikten allemaal heftig. De
anderen stonden er maar wat bedremmeld bij. ‘Kom kom, iedereen naar huis’,
gebood Uil. De groep verspreidde zich en ging door met het dagelijkse werk.
Er gingen een paar jaar voorbij. Nienna
was uitgegroeid tot een mooie elf en ze had ook een vriendje.
Het bos had er nog nooit zo slecht
bijgelegen als nu. De Godin van het bos, Ardwienna was echt nodig hier om orde
op zaken te stellen. De natuur wist niet hoe ze zich moest gedragen, dus de ene
dag stonden de bloemen in bloei en de volgende was alles al verdort. De familie
Konijn was in die tijd flink uitgebreid, maar die sliepen gewoon allemaal op
elkaar gestapeld in één huis; vader en moeder lagen op de grond en alle
kinderen er bovenop.
Het Elfenhuis zonder Deur was zo
ongelukkig dat er niemand in kon wonen, dat de boom langzaam begon weg te
vagen. Het was helemaal niet fijn meer in het dorp.
Nienna had de bewoners zover
gekregen om toch maar een deur te maken voor het huis. Stel je voor dat
Ardwienna een keer besloot om terug te komen, dan kon er tenminste iemand
wonen. Het werd een hele mooie deur. Rood-oranje achtig met een deurknopje en
ook een brievenbus.
En toen – op een ochtend toen
iedereen de hoop had opgegeven – stond Ardwienna in het midden van het dorp. Haar zachte licht straalde in het rond. Alles wat ze aanraakte werd weer vol leven, kreeg zijn oorspronkelijke kleur terug en zelfs de vogels kwetterden weer. Ze zag er mooier uit dan ooit.
Iedereen kwam z'n huisje uit en gilde, schreeuwde, huilde, lachte door elkaar.
Nienna straalde van oor tot oor. Haar plannetje was gelukt!
‘Waar ben je al die tijd geweest?’
vroeg Uil haar toen iedereen was bedaard, en Ardwienna een beker dauwwater had
gedronken en een plak koek had gehad.
‘Ik zat opgesloten in een land hier
heel ver vandaan. Ik dacht dat ik er nooit meer weg zou komen. Elke dag heb ik
aan jullie moeten denken en aan het bos. Moet je kijken hoe het er hier uit
ziet. Dat gaat me manen kosten om het hier weer fatsoenlijk te krijgen. En
iedereen graag meehelpen, alsjeblieft. Er moeten bladeren worden opgeruimd en bloemen worden
geplant. Dus hup-hup aan het werk!’
Dit ging veel te snel voor de
meeste bewoners. Zij wilden eerst meer weten. ‘Maar hoe ben je ontsnapt? En hoe
heb je de weg teruggevonden?’
Ardwienna deed een stap naar
achteren en toen kon iedereen het bospad zien. Eerst was het niet helemaal duidelijk,
maar er kwam iets aangesloft. Het werd groter en groter en er klonk
geroezemoes. En opeens kon iedereen zien wie het was. Het was Namo!
‘Deze dappere draak heeft bergen
beklommen, zeeën over gevlogen, en dalen bewandeld om mij te vinden, en het is gelukt!’
Iedereen juichte. Er werd feest
gevierd. En natuurlijk werd het deurtje met magie bestraald. En Namo was de
held van eeuw, dus die mocht blijven. Nienna knipoogde naar hem. 'Je moet
altijd vertrouwen houden en blijven dromen, want uiteindelijk komt alles goed.'
'Aho!' riep iedereen. En ze
leefden nog lang en gelukkig.
Einde.
Elfen- en Drakengroetjes,
Vivian
Imagine Dragons, Dream